97

De as van vader

"Ik mag alles," zei de vader, "en dan reed hij weer door rood."
"Ik mag alles," zei de vader, "en ik ga van niks niet dood."

Geen verkeersbord hield hem tegen, met zijn grote kinderschaar.
Daarmee bracht hij vele levens, vaak onnodig in gevaar.

Op een warme zomerdag gaf de vader tóch de geest.
Toen was hij al vijfentachtig, het was donders mooi geweest.

Zes kleinzoons waren zijn dragers, gedragen door zijn eigen bloed.
Brachten hun opa naar het altaar, op zijn kist daar lag zijn hoed

Ook al was 't een Roomse rakker, vader wilde gecremeerd.
En zijn as moest in de Dinkel, want dat is niet gepermitteerd.

"Zullen we pa nu gaan verstrooien?", vroeg de moeder op zijn verjaardag.
"Ja, we gooien 'm in de Dinkel, juist omdat het daar niet mag."

De moeder en haar vele kinderen stonden aan de waterkant.
De jongste dochter hield nog lang de kruik met vader in haar hand.

"Pa heeft ons zo vaak geslagen," zei een zoon half voor de grap.
"Als we ons willen wreken, geven we nu de kruik een klap."

Underberg werd er gedronken en ook Grolsch, het beste bier.
En toen zonk de as van vader in de donkere rivier.

En van "Helder in de kelder" zongen ze hun vader na.
De koude kant stond op een heuvel met digitale camera.

Hanni Stolker